Hardwareconfiguratie

Plaats de buitentemperatuursensor op een locatie die aan de volgende kenmerken voldoet:
  • Op een gevel van de te verwarmen ruimte, indien mogelijk op het noorden.
  • Halverwege de muur van de te verwarmen ruimte.
  • Onder invloed van wisselende weersomstandigheden.
  • Beschermd tegen direct zonlicht.
  • Makkelijk toegankelijk.
Figuur 1. Aangeraden montageplaatsen
1
Optimale locatie
2
Mogelijke locatie
H
Bewoonde hoogte gecontroleerd door de sensor
Z
Bewoond oppervlak gecontroleerd door de sensor
Plaats de buitentemperatuursensor best niet op een locatie met de volgende kenmerken:
  • Afgeschermd door een deel van het gebouw (balkon, dak, enz.).
  • Dicht bij een storende warmtebron (zon, schoorsteen, ventilatierooster, enz.).
Figuur 2. Afgeraden locaties
Figuur 3. Montage van de buitentemperatuursensor
  1. Boor twee gaten met diameter van 6 mm.
  2. Plaats de twee pluggen.
  3. Bevestig de sensor met twee schroeven.
  4. Sluit de kabel aan op de buitentemperatuursensor.