Besturingsplatform - Parameters

Tabel 1. Parameterlijst

Code

Displaytekst

Verklaring

AP000

Parameter config HMI

Parameter voor configuratie van het HMI-display.

AP001

Functie blok.ingang

Functie van het apparaat wanneer de blokkerende ingang op de aansluitprint open is (brug niet aangesloten).

0 = Niet in gebruik : Blokkerende ingang niet gebruikt.

1 = Volledig geblokkeerd : Centrale verwarming en sanitair-warmwatermodus zijn geblokkeerd.

2 = Gedeelt. blokkering : Alleen blokkerende modus centrale verwarming. Sanitair-warmwatermodus nog steeds beschikbaar.

3 = Resetvergr. gebruik. : Het toestel kan niet worden gereset.

4 = Backup vrijgegeven :

5 = Generator vrijgegev. :

6 = Gen & B.-up Vrijggv :

7 = Hoog, laag tarief :

8 = Alleen fotovolt. WP :

9 = FV WP en back-up :

10 = Smart grid gereed :

11 = Verwarming Koeling :

AP002

Handm. warmtevraag

Activeer handmatige warmtevraag. Wanneer deze geactiveerd is (=1), werkt het apparaat continu in CV-bedrijf met een door AP026 vastgestelde vaste temperatuur. Wanneer deze geactiveerd is (=2), produceert het apparaat een CV-aanvoertemperatuur volgens de interne stooklijn. Het apparaat moet aangesloten zijn op een buitensensor.

0 = Uit : Gedeactiveerd.

1 = Setpunt : Geactiveerd met een gewenste temperatuur volgens de regeling van de kamertemperatuur.

2 = TBuiten regelaar : Geactiveerd met een gewenste temperatuur volgens de regeling van de buitentemperatuur.

AP003

Wachttijd rookgaskl.

Wachttijd (in seconden) voor het apparaat begint te werken. In deze tijd wordt de rookgasklep geopend.

AP006

Min. waterdruk

Minimale waterdruk van het systeem. Als de waterdruk lager dan deze waarde is, meldt het apparaat een lagere waterdruk of begint hij automatisch te vullen wanneer deze functie beschikbaar en actief is (afhankelijk van instelling van AP014).

AP007

Taanvoer maximum

Parameter voor de maximum aanvoertemperatuur. Het apparaat gaat in de blokkeringsmodus als de aanvoertemperatuur deze ingestelde waarde overschrijdt.

AP008

Vrijgave wachttijd

Parameter voor de wachttijd voor het apparaat start. Wanneer het vrijgavecontact binnen de wachttijd wordt gesloten, start het apparaat onmiddellijk. Wanneer het vrijgavecontact niet binnen deze tijd wordt gesloten, wordt het apparaat 10 minuten geblokkeerd.

AP009

Bedrijfsuren brander

Aantal bedrijfsuren van het apparaat tot er een servicemelding verschijnt.

AP010

Servicemelding

Type servicemelding.

0 = Geen : Geen servicemelding.

1 = Zelf ingesteld : Aangepaste servicemelding.

2 = ABC melding : ABC servicemelding.

AP011

Bedrijfsuren netsp.

Aantal uren op netvoeding van het apparaat tot er een servicemelding verschijnt.

AP014

Autom vullen aan/uit

Modus van de auto-vulfunctie.

0 = Uitgeschakeld : Automatische vulfunctie is uitgeschakeld.

1 = Handmatig : Handmatige regeling van de automatische vulfunctie is ingeschakeld.

2 = Auto : Automatische regeling van de automatische vulfunctie is ingeschakeld.

AP016

CV-functie aan/uit

Activeer (1) of deactiveer (2) CV-modus.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

AP017

SWW-functie aan/uit

Activeer (1) of deactiveer (2) SWW-modus.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

AP019

Ecomodus aan

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

AP022

Configuratie

Parameter voor configuratie van de standaardinstellingen voor een apparaat in een land voor een specifiek merk. Bestaat uit CN1 = configuratienummer en CN2 = landmerkcode.

AP023

Max tijd auto vullen

Parameter voor de maximale tijd voor het vullen van de installatie en het bereiken van de minimum waterdruk.

AP025

Demo modus aan/uit

Bedrijfsmodus van de software. Deze kan gebruikt worden voor speciale doeleinden.

0 = Normaal : Normale modus.

1 = Ontwikkel : Foutopsporingsmodus.

2 = Beurs : Demonstratiemodus.

AP026

Taanv setpnt.handbed

Gewenste aanvoertemperatuur tijdens handmatige warmtevraag. Dit is actief wanneer AP002 is geselecteerd voor het werken met een setpunt (1).

AP050

Tijd

Deze variabele geeft de actuele tijd aan. Dit kan niet worden ingesteld.

AP051

Min tijd tuss bijvul

Parameter voor de minimaal toegestane tijd tussen twee bijvulbeurten voor de installatie.

AP052

Waterdr.sensorbereik

Parameter voor het bedrijfsbereik voor de waterdruksensor.

AP056

Tout sensor aanw

Type sensor buitentemperatuur die is aangesloten op het apparaat.

0 = Geen buitenvoeler : Er wordt geen buitentemperatuursensor gebruikt in deze configuratie.

1 = AF60 : Buitentemperatuursensor AF60 wordt in deze configuratie gebruikt.

2 = QAC34 : Buitentemperatuursensor QAC34 wordt in deze configuratie gebruikt.

AP063

CV instelpt max. sys

Maximum aanvoertemperatuur van het cv-water.

AP068

Pompconfiguratie

Parameter voor selectie van het pomptype: PWM-pomp (pulsbreedtemodulatie) (1) of aan/uit (2). Bij een modulerende pomp is een retoursensor vereist. Bij een PWM-pomp varieert het toerental afhankelijk van het PWM-signaal. Hoe hoger het signaal, hoe hoger het toerental van de pomp.

0 = Aan/uit : Aan/uit-pomptype

1 = Modulerend : Modulerende pomptype

AP069

Max tijd auto bijvul

Parameter voor de maximaal toegestane tijd voor het bijvullen van de installatie.

AP070

Bedrijfswaterdruk

Parameter voor de gewenste waterdruk voor de installatie na automatisch bijvullen.

AP071

Max vultijd install

Parameter voor de maximale tijd voor het vullen van de installatie en het bereiken van de bedrijfsdruk.

AP073

Temp zomerbedrijf

Drempel voor buitentemperatuur. Wanneer de buitentemperatuur deze drempel overschrijdt, gaat het apparaat in de zomermodus en start het niet voor centrale verwarming. Wanneer de buitentemperatuur lager dan deze waarde is, staat het apparaat in de wintermodus.

AP074

Geforc. zomermodus

Zomermodus van het apparaat activeren (1) of deactiveren (0). Deze functie stopt de CV-modus. Het apparaat blijft in de SWW-modus draaien. Indien uitgeschakeld, kan de zomermodus worden geactiveerd met AP073.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

AP075

Zomer -wintertijd

Temperatuurbereik voor de omschakeling tussen zomer- en wintermodus voor koelen. Dit resulteert in een onmiddellijke omschakeling naar wintermodus en een langzamere omschakeling naar zomermodus. Een lage waarde zorgt voor een sneller omschakeling naar zomermodus.

AP077

Max. weergaveniveau

Maximum toegangsniveau om parameters, tellers en signalen op het display van het apparaat te lezen of te wijzigen.

0 = Systeem : Basistoegang: altijd beschikbaar.

1 = Eindgebruiker : Eindgebruikersniveau: de gebruiker kan de parameters lezen en wijzigen.

2 = Installateur : Installateursniveau: de installateur kan de meest frequent gebruikte installateursparameters lezen en wijzigen.

3 = Installat., geavanc. : Geavanceerd niveau: de installateur kan de minder frequent gebruikte parameters lezen en wijzigen.

4 = Laboratorium : Apparaat-engineeringniveau: ontwikkelingsengineers kunnen helpen bij het opstellen van specifieke parameters.

5 = Ontw. bedieningsel. : Bedieningsafdelingsniveau: dit niveau is specifiek voor de ontwikkeling van het apparaat zelf.

AP079

Tau gebouw WAR

Warmteabsorptie en afkoeltijd (= tijdconstante) van een gebouw. De tijdconstante hangt af van de isolatie van het gebouw. 0 = 10 uur voor slechte isolatie. 3 = 22 uur voor standaard isolatie. 10 = 50 uur voor uitstekende isolatie. Deze parameter wordt gebruikt voor regeling op buitentemperatuur en heeft invloed op het omschakelen tussen zomer- en wintermodus.

AP080

Tout voor vorstbev

Minimum buitentemperatuur. Wanneer de buitentemperatuur lager dan deze waarde is, wordt de vorstbeveiligingsmodus voor het apparaat geactiveerd.

AP081

Afk apparaat

Afkortingsnamen voor intern gebruik.

AP082

Autom. zomertijd

Zomertijd activeren (1) of deactiveren (0).

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

AP083

Toestel als master

Master-instelling activeren (1) of deactiveren (0) op de S-BUS van dit apparaat. Als meerdere apparaten als master zijn ingesteld, worden zij automatisch allemaal op 0 (Nee) gereset.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

AP089

Naam installateur

Naam van het servicebedrijf.

AP090

Tel nr installateur

Telefoonnummer van het servicebedrijf.

AP091

Buitensensor bron

Type aansluiting voor de buitentemperatuursensor.

0 = Auto : Als er meerdere temperatuursensors worden gedetecteerd, gebruikt het systeem de sensors in deze volgorde: bedraad, draadloos, internet.

1 = Bedrade sensor : Bedrade sensor is aangesloten.

2 = Draadloze sensor : Draadloze sensor is aangesloten.

3 = Internet gemeten : Er wordt een temperatuur gebruikt die is ontvangen van een internetbron.

4 = Geen : Geen sensor gebruikt of aangesloten.

AP101

Ontluchtingsprogr.

Parameter voor de instellingen van het ontluchtingsprogramma.

0 = Gn ontl. bij opstart : Geen ontluchtingsprogramma.

1 = AltdOntluchtBijOpst : Bij elke opstart van het toestel wordt een ontluchtingsprogramma gestart.

2 = AlleenOntlBij1eOpst : Alleen bij 1e opstart wordt een ontluchtingsprogramma gestart.

AP102

Toestelpomp functie

Activeren (1) van de toestelpomp om te gebruiken als zonepomp. Indien uitgeschakeld (0) wordt het apparaat gebruikt als een systeempomp die de open verdeler voedt.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

AP107

Kleur display Mk2

Kleur van het display.

0 = Wit : Wit.

1 = Rood : Rood.

2 = Blauw : Blauw.

3 = Groen : Groen.

4 = Oranje : Oranje.

5 = Geel : Geel.

6 = Paars : Paars.

AP108

Buitensensor aan

Gedetecteerd type aansluiting voor de buitentemperatuursensor. Deze parameter kan niet worden gewijzigd.

0 = Auto : Als er meerdere temperatuursensors worden gedetecteerd, gebruikt het systeem de sensors in deze volgorde: bedraad, draadloos, internet.

1 = Bedrade sensor : Bedrade sensor is aangesloten.

2 = Draadloze sensor : Draadloze sensor is aangesloten.

3 = Internet gemeten : Er wordt een temperatuur gebruikt die is ontvangen van een internetbron.

4 = Geen : Geen sensor gebruikt of aangesloten.

AP110

2e retour activeren

Parameter om te selecteren of de tweede retoursensor aangesloten (1) of niet aangesloten (0) is op het apparaat. Stel in op Actief (1) als het apparaat is uitgerust met deze sensor.

0 = Niet actief :

1 = Actief :

AP111

Can-lijn lengte

Kabellengte voor de S-BUS. Selecteer de waarde die gelijk is aan of groter dan de huidige kabellengte.

0 = < 3 m : Systeembuskabel max. 3 meter lang / bussnelheid max. 1 Mbit.

1 = < 80 m : Systeembuskabel max. 3 - 80 meter lang / bussnelheid max. 500 Kbit.

2 = < 500 m : Systeembuskabel max. 80 - 500 meter lang / bussnelheid max. 125 Kbit.

AP121

Type ontluchting

0 = Vlakheid uit : Met test voor opgeloste gassen.

1 = Vlakheidstest aan : Zonder test voor opgeloste gassen.

CP000

Taanv setp max groep

Maximum aanvoertemperatuur van het cv-water voor een zone.

CP010

Taanv setpunt groep

Gewenste aanvoertemperatuur van het cv-water voor een zone als er geen thermostaat en geen buitensensor is aangesloten op het apparaat.

CP020

Groepfunctie

De functie van een zone. De geselecteerde functie kan diverse standaardinstellingen hebben.

0 = Uitschakelen : Uitschakelen, geen zone: de pompuitgangsconnector kan worden gebruikt als statusuitgang voor het systeem.

1 = Direct : Directe zone: regeling warmtepomp voor de geselecteerde zone alleen voor verwarming, koeling is niet mogelijk.

2 = Menggroep : Mengzone: een klep en een pomp regelen met de debietsensor, bij verwarming of koeling (bijvoorbeeld vloerverwarming).

3 = Zwembad : Zwembad: de zwembadwarmtepomp regelen aan de hand van de debietsensor (als de sensor aanwezig is) en ook de zwembadfilterpomp.

4 = Hoge temperatuur : Hoge temperatuur: een pomp regelen, verwarmt 365 dagen met klokprogramma, geen onderbreking in zomer.

5 = Ventilatorconvector : Ventilatorconvector: een pomp regelen voor verwarming en koeling.

6 = SWW Tank : SWW-boiler: een pomp regelen en een sensor voor sanitair warm water.

7 = Elektrisch SWW : Elektrische SWW: een pomp regelen, een sensor om de klepconnector te gebruiken om een relais voor de elektrische weerstand van de boiler te regelen. Als naar de zomermodus wordt overgeschakeld, schakelt de boiler automatisch over op elektrisch.

8 = Tijdprogramma : Klokprogramma: regel de pompconnectors met een tijdprogramma.

9 = ProcesWarmte : Proceswarmte: regel een pomp voor 365 dagen verwarming, 24/24, geen onderbreking in de zomer en voorrang op alle zones. Het apparaat negeert alle beveiligingen om continu maximaal vermogen te leveren.

10 = Gelaagd SWW : Gelaagd SWW: regel sanitair-warmwaterboiler met 2 sensoren, een sensor boven op de boiler (Tsyst 1 of 2) activeert de lading, en de onderste sensor van de boiler (Tdhw) activeert het einde van de lading.

11 = Interne SWW-boiler : SWW inwendige boiler: regel sanitair warm water voor apparaat met een inwendige boiler.

12 = Commerc. SWW-boiler : Sanitair commercieel warm water commerciële boilerzone.

13 = SWW VWS : Sanitair warm water verswaterstationzone.

31 = SWW VWS EXT : Sanitair warm water extern verswaterstationzone.

CP040

Nadraait pomp groep

Maximum nadraaitijd van de zonepomp nadat de warmtevraag is gestopt. Een langere nadraaitijd brengt meer resterende hitte in het apparaat in het systeem en kan het energieverbruik verlagen.

CP060

Groep,setpunt vak.

Gewenste kamertemperatuur voor vakantieperioden.

CP070

Groep,nachtsetpunt

Drempel kamertemperatuur. Als de kamertemperatuur in de zone lager is dan deze temperatuur, werkt het apparaat in de comfortmodus. Anders werkt het apparaat in de gereduceerde modus.

CP080

Groep,setpunt ruimte

Gewenste kamertemperaturen van de gebruikersactiviteiten voor cv in een zone.

CP130

Groep,Tout bepalen

Type of outside temperature sensor for a zone. You cannot set this parameter.

CP200

Groep,stpnt Tk handm

Gewenste kamertemperatuur als de zone in de handmatige modus is.

CP210

Groep,STLvoetpnt dag

Basispunt van de stooklijn voor deze zone in de comfortmodus. Deze temperatuur is constant in de stooklijn als de gradiënt nul is.

CP220

Groep,STLvoetpnt nch

Basispunt van de stooklijn voor deze zone in de gereduceerde modus. Deze temperatuur is constant in de stooklijn als de gradiënt nul is.

CP230

Groep, hoek stookln

Gradiënt van de stooklijn voor deze zone. Hoe hoger deze waarde, des te sneller wordt de gewenste temperatuur bereikt.

CP240

Groep,invloed Tk

Invloed van de kamerthermostaat op de gewenste temperatuur voor deze zone. 0 = Geen invloed (met een open haard in de ruimte of de zon die rechtstreeks op de sensor schijnt). 1 = Lichte invloed 3 = Gemiddelde invloed (aanbevolen) 10 = Kamerthermostaat regelt de gewenste temperatuur volledig.

CP250

Groep,kalibr Tk

Toegevoegde waarde om de kamertemperatuur te kalibreren. Deze waarde kan worden gebruikt om temperaturen af te stemmen tussen de kamereenheid en een ander apparaat zoals een weerstation.

CP290

Groep, pompconfig

Parameter voor de pompfunctie voor deze groep.

0 = Groep uitgang : De pomp staat altijd uit voor deze groep.

1 = CV bedrijf : De pomp staat aan wanneer het toestel of het systeem in verwarmingsmodus staat.

2 = SWW-modus : De pomp staat aan wanneer het toestel of het systeem in de SWW-modus staat.

3 = Koeling : De pomp staat aan wanneer het toestel of het systeem in de koelmodus staat.

4 = Foutstatus : De pomp staat aan wanneer het toestel of het systeem in een blokkeer- of vergrendelstatus staat.

5 = Branden : De pomp staat aan wanneer de brander of de compressor actief zijn.

6 = Servicemelding : De pomp staat aan wanneer er een servicevraag op het toestel is.

7 = Systeemfout : De pomp staat aan wanneer alle toestellen in een cascadesysteem in de vergrendelstatus staan.

8 = DHW looping : De pomp staat aan voor de circulatie van sanitair warm water.

9 = Primaire pomp : De pomp staat aan wanneer een circuit op de extensiemodule (SCB) een warmte- of koudevraag heeft.

10 = Laadpomp buffertank : De pomp staat aan wanneer er een vraag om de buffertank te vullen is.

CP300

Groep,anticipatie Tk

CP310

Groep,autom.aanp STL

Parameter voor de activering van de automatische aanpassing van de stooklijnen voor de groepen. Wanneer dit geactiveerd is (=1), produceert het apparaat een aanvoertemperatuur centrale verwarming volgens de interne stooklijn voor deze groep.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

CP320

BedrijfsmGroepModus

Bedrijfsmodus voor de zone.

0 = Schema : Volgens het geselecteerde verwarmingsprogramma.

1 = Handmatig : Handmatige regeling.

2 = Uit : Vorstbescherming van de verwarming en/of sanitair warm waterzone.

3 = Tijdelijk : Korte temperatuursverandering.

CP340

Groep, nachtbedrijf

Gedrag apparaat tijdens nachtbedrijf voor groepen zonder kamerthermostaat. Wanneer de kamertemperatuur lager is dan de gewenste temperatuur: de verlaagde temperatuur blijft behouden tijdens nachtbedrijf. De groeppomp draait doorlopend. Wanneer de kamertemperatuur hoger is dan de gewenste temperatuur: tijdens het nachtbedrijf wordt de verwarming uitgeschakeld. Wanneer de vorstbeveiliging actief is, blijft de verlaagde watertemperatuur behouden tijdens nachtbedrijf. Deze parameter heeft geen invloed bij groepen met een kamerthermostaat.

0 = Stop warmtevraag : De verwarming wordt uitgeschakeld voor zones met een kamertemperatuur gedurende gereduceerde perioden. Tijdens deze perioden wordt de gereduceerde temperatuur gehandhaafd als de vorstbescherming actief is.

1 = Continue warmtevraag : Voor circuits met een kamertemperatuur wordt de gereduceerde temperatuur tijdens gereduceerde perioden gehandhaafd. De circuitpomp werkt continu.

CP350

ComfortGroepSWWtemp

Gewenste temperatuur van het sanitair warm water voor comfortmodus.

CP360

GeredGroepSWWtemp.

Gewenste temperatuur van sanitair warm water voor gereduceerde modus.

CP370

Vakan GroepSWWtemp

Gewenste temperatuur van sanitair warm water tijdens vakantieperioden.

CP380

Antileg GroepSWWtemp

Gewenste temperatuur voor het anti-legionellaprogramma in de sanitair-warmwaterboiler.

CP390

Start Antileg

De startijd van het anti-legionellaprogramma na 00:00.

CP400

Groep SWW antileg.

Duur van het anti-legionellaprogramma.

CP420

GroepSWWHysterese

Minimum temperature of the domestic hot water tank. When the temperature is below this temperature the tank will be loaded.

CP470

Groep, dgn droogtijd

Aantal dagen voor het vloerdroogprogramma. Dit programma wordt gebruikt om een constante aanvoertemperatuur te forceren om het drogen van de vloer bij vloerverwarming te versnellen. Als het vloerdroogprogramma actief is in een zone, worden alle andere zones (ook sanitair warm water) afgeschakeld.

CP480

Begintemp.drogen

Starttemperatuur voor het vloerdroogprogramma. De instellingen van deze temperaturen moeten de aanbevelingen volgen van de firma die de vloer heeft gestort.

CP490

Stoptemp.drogen

Eindtemperatuur voor het vloerdroogprogramma.

CP500

Aanv.temp.s insch

De aanvoertemperatuursensor in de groep activeren (1) of deactiveren (0).

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

CP510

Tijdel. ruimtesetpt

Gewenste temperatuur voor deze zone tijdens een korte temperatuurverandering.

CP520

Verm.instelp groep

Gewenst vermogen voor de zone (in een percentage van het maximumvermogen) tijdens warmtevraag.

CP530

PBM-pompsnel. groep

Pomptoerental per groep (in percentage van het maximum pomptoerental) voor een PWM-pomp.

CP550

Groep, haardmodus

Activeren (1) of uitschakelen (0) van de openhaardmodus. Indien geactiveerd wordt de temperatuur van het cv-water op het huidige niveau gehandhaafd.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

CP560

GrpConfigSWWAntileg

Frequentie van het anti-legionellaprogramma voor deze zone. Advies: Deactiveer (0) in vakantiesituaties. Wekelijks (1) voor systemen met laag sanitair warmwatervolume. Dagelijks (2) voor systemen met hoog sanitair warmwatervolume.

0 = Gedeactiveerd : Anti-legionellafunctie is niet actief.

1 = Wekelijks : Anti-legionellafunctie is actief.

2 = Dagelijks : Anti-legionellafunctie is elke dag actief op de tijd gedefinieerd door CP39X.

CP570

GroepTijdProg Select

Selecteer en activeer het verwarmings- of koelprogramma.

0 = Klokprogramma 1 : Klokprogramma 1.

1 = Klokprogramma 2 : Klokprogramma 2.

2 = Klokprogramma 3 : Klokprogramma 3.

3 = Koeling : Koeling.

CP630

StartdAntileg groep

Startdag voor het sanitair warmwater anti-legionellaprogramma.

1 = Maandag : Maandag.

2 = Dinsdag : Dinsdag.

3 = Woensdag : Woensdag.

4 = Donderdag : Donderdag.

5 = Vrijdag : Vrijdag.

6 = Zaterdag : Zaterdag.

7 = Zondag : Zondag.

CP640

Logica niv. contact

Gedrag verwarming voor de groep bij gebruik van een aan/uit-regelaar. Als de contacten van de regelaar normaal gesloten zijn (1): Contact gesloten: Begin verwarming Contact open: Stop verwarming Als de contacten van de regelaar normaal open zijn (0): Contact gesloten: Stop verwarming Contact open: Begin verwarming.

0 = Open : Open

1 = Gesloten : Gesloten

2 = Uit : Uit

CP660

Icoon weerg groep

Icoon voor de zone op de HMI en de thermostaat.

0 = Geen : Geen pictogram wordt gebruikt.

1 = Alle : Het huispictogram wordt gebruikt.

2 = Slaapkamer : Het slaapkamerpictogram wordt gebruikt.

3 = Woonkamer : Het woonkamerpictogram wordt gebruikt.

4 = Studeer-/werkkamer : Het studeerkamerpictogram wordt gebruikt.

5 = Buiten : Het buitenpictogram wordt gebruikt.

6 = Keuken : Het keukenpictogram wordt gebruikt.

7 = Kelder : Het kelderpictogram wordt gebruikt.

8 = Zwembad : Het zwembadpictogram wordt gebruikt.

9 = SWW-tank : Het pictogram voor de sanitair-warmwaterboiler wordt gebruikt.

10 = SWW elektr. boiler : Het elektrische pictogram voor sanitair warm water wordt gebruikt.

11 = Gelaagde boiler SWW : Het gelaagde pictogram voor de sanitair-warmwaterboiler wordt gebruikt.

12 = Int. boilerreservoir : Het pictogram voor de sanitair-warmwaterboiler wordt gebruikt.

13 = Tijdprogramma : Het tijdprogrammapictogram wordt gebruikt.

CP670

Selectie buskanaal

Serienummer van de thermostaat die de gemeten kamertemperatuur voor de zone biedt.

CP680

Selectie buskanaal

R-bus-kanaal voor de thermostaat voor de groep.

CP700

SWW boiler afw groep

Parameter to set the added value for domestic hot water temperature, to end the heat demand.

CP730

Groep, opwarmsnlhd

Reactiesnelheid van het apparaat op een warmtevraag. Deze instelling heeft invloed op het aanwarmen en de regelrespons. Gebruik Traagste (1) voor vloerverwarming. Gebruik Snelste (5) voor ventilatorverwarming.

0 = Extra langzaam : Extra langzame reactietijd.

1 = Langzaamst : Langzaamste reactietijd.

2 = Langzamer : Langzamere reactietijd.

3 = Normaal : Normale reactietijd.

4 = Sneller : Snelle reactietijd.

5 = Snelst : Snelste reactietijd.

CP740

Groep, afkoelsnlhd

Geeft de tijd aan waarin het gebouw afkoelt; dit hangt af van de isolatie van het gebouw. Hoe beter geïsoleerd, hoe trager het gebouw afkoelt. Deze parameter heeft invloed op de tijd tussen het uit- en weer inschakelen van het apparaat.

0 = Langzaamst : Langzaamste reactietijd.

1 = Langzamer : Langzame reactietijd.

2 = Normaal : Normale reactietijd.

3 = Sneller : Snelle reactietijd.

4 = Snelst : Snelste reactietijd.

CP750

Groep, max aanwarmtd

Maximum voorverwarmtijd voor de groep.

CP770

Groep via buffer

Specificeer een groep na een buffervat. Selecteer voor een alleenstaand apparaat zonder gebruik van groepen altijd nr. (0). Met de parameter wordt alleen rekening gehouden als een buffervat in het systeem is geconfigureerd.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

CP780

Regelstrategie groep

Strategie voor de berekening van de aanvoertemperatuur.

0 = Automatisch : Als er geen buiten- of binnentemperatuursensor is aangesloten, regelt het toestel aan de hand van een vaste aanvoertemperatuur. Als een kamertemperatuursensor is aangesloten, werkt het volgens de kamertemperatuur. Als een buitentemperatuursensor is aangesloten, werkt het volgens de buitentemperatuur. Als beide sensoren zijn aangesloten, werkt het volgens de buiten- en kamertemperatuur.

1 = Ruimteregeling : De regelaar meet de temperatuur in de kamer waar de thermostaat is geïnstalleerd en berekent de aanvoertemperatuur gebaseerd op de kamertemperatuur.

2 = Weersafhankelijk : De regelaar meet de buitentemperatuur via de buitentemperatuursensor. Deze bepaalt de aanvoertemperatuur gebaseerd op deze buitentemperatuur en de stooklijn.

3 = Buiten&ruimte gebas. : De regelaar meet de buitentemperatuur en de kamertemperatuur. Deze bepaalt de aanvoertemperatuur gebaseerd op deze temperaturen en de stooklijn. Deze stooklijn wordt verschoven wanneer de gemeten kamertemperatuur afwijkt van de gewenste kamertemperatuur.

DP000

D-actie voor PID

Parameter voor de berekeningswaarde D voor de regeling van de SWW-productie. Deze waarde wordt door de PID-regelaar gebruikt. Wanneer P en I zijn ingesteld, wordt D verhoogd tot het systeem het setpunt snel genoeg bereikt en stabiel is.

DP001

Gewenste SWW-temp

DP002

SWW-functie keuze

0 = Uit : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt in een vooringestelde waarde opgeslagen.

1 = Aan : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt niet in een vooringestelde waarde opgeslagen.

2 = volgt OT-thermostaat : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt bepaald door de aangesloten OpenTherm regelaar.

DP003

Afw. max. vent. SWW

Maximum ventilatortoerental voor SWW-modus. Dit ventilatortoerental kan worden gebruikt om het vermogen licht te verhogen of om te compenseren voor een langere rookgasafvoer.

DP004

Legio.beschr. boiler

Frequentie van het anti-legionellaprogramma voor deze groep. Aanbevolen: Deactiveren (0) tijdens vakantieperiode. Wekelijks (1) voor SWW-systemen met laag watervolume. Dagelijks (2) voor SWW-systemen met groot watervolume.

0 = Gedeactiveerd : Anti-legionellafunctie is niet actief.

1 = Wekelijks : Anti-legionellafunctie is actief.

2 = Dagelijks : Anti-legionellafunctie is elke dag actief op de tijd gedefinieerd door CP39X.

DP005

Taanv. offset boiler

Toegevoegde waarde voor de berekening van de aanvoertemperatuur. De toegevoegde temperatuur is vereist om de gewenste watertemperatuur in de SWW-tank te bereiken. Hoe hoger deze waarde, hoe sneller de gewenste temperatuur in de SWW-tank wordt bereikt.

DP006

Hysterese boiler

Afwijking die wordt afgetrokken van de gewenste berekende aanvoertemperatuur om een drempelwaarde te creëren. Het apparaat verwarmt de boilertank wanneer de temperatuur van de tank onder deze drempelwaarde zakt. Hoe hoger deze waarde, hoe minder vaak het apparaat de tank verwarmt.

DP007

Standby stand 3wk

Stand van de driewegklep tijdens stand-by van het apparaat. De SWW-stand (1) verdient de voorkeur om water snel te verwarmen.

0 = CV positie : Driewegklep is in centrale verwarmings-positie.

1 = Warmwater : Driewegklep is in sanitair warm water-positie.

DP008

Setpnt dT SWW pomp

Maximaal verschil tussen aanvoer- en retourtemperatuur van het apparaat. Het apparaat voorkomt dat dit verschil wordt overschreden door het vermogen te verlagen en het pomptoerental te verhogen. Hoe lager deze waarde, hoe sneller het apparaat ingrijpt.

DP009

Debietafh. start SWW

Een toegevoegde temperatuur om het apparaat vroeger te starten.

DP010

Hysterese SWW

Parameter voor hysterese voor de brandertemperatuur, voor de productie van SWW begint.

DP011

Stop offset SWW

Parameter voor de toegevoegde waarde voor SWW-temperatuur om te bepalen wanneer de brander stopt met de productie van SWW.

DP012

SWWdToffset aanvtemp

Parameter voor de toegevoegde waarde voor SWW-temperatuur. Deze waarde corrigeert het resultaat van het algoritme van DP017 en DP018. Een hogere waarde verlaagt de temperatuur van het SWW.

DP013

Wachttijd SWW na CV

Parameter voor de wachttijd na CV-modus waarna de comfortmodus SWW begint.

DP014

Wachttijd SWW na SWW

Parameter voor de wachttijd na normale SWW-modus waarna de comfortmodus SWW begint.

DP015

Hyst. SWW-bedrijf

Parameter voor de hysterese voor het setpunt aanvoertemperatuur in combi SWW-modus.

DP016

Offset Taanv SWW

Parameter voor extra aanvoertemperatuur. Deze waarde wordt aan de gewenste aanvoertemperatuur toegevoegd in combi SWW-modus.

DP017

SWW perc.TaTr laag

Parameter voor de berekeningswaarde voor de SWW-temperatuur bij 2 l/min. 100 % min deze parameter is de retourtemperatuur in de berekeningsformule. Parameter DP018 wordt ook gebruikt bij de berekening van de SWW-temperatuur.

DP018

SWW perc.TaTr hoog

Parameter voor de berekeningswaarde voor de SWW-temperatuur bij 7,5 l/min. 100 % min deze parameter is de retourtemperatuur in de berekeningsformule. Parameter DP017 wordt ook gebruikt bij de berekening van de SWW-temperatuur.

DP019

Wachttijd SWW pomp

Parameter voor de wachttijd voordat de pomp wordt ingeschakeld om te voorkomen dat de plaatwarmtewisselaar afkoelt.

DP020

Nadr. SWW-pomp/3wv

Nadraaitijd van de SWW-pomp nadat het apparaat is gestopt met verwarmen van de SWW-tank. Dit voorkomt dat het water in het apparaat gaat koken.

DP021

K-factor SWW-aanvoer

DP022

Min. debiet SWW

Parameter voor het minimum debiet. Hierboven begint de SWW combi warmtevraag. Onder deze waarde stopt de SWW combi warmtevraag.

DP023

Debietmeter/schakel

Parameter voor het type debietmeter of stromingsschakelaar die op het apparaat is aangesloten.

0 = Turbine : Type Hall-sensor.

1 = Aftapschakelaar : Type schakelsensor.

2 = Gesimuleerd : Geen sensor aangesloten omdat ketel van het type BIC is.

DP027

SWW-deb lage bel.

Parameter voor het debiet warm water waarbij het toestel op laaglast werkt.

DP028

SWW debiet dectect

Parameter voor de hysterese om detectie van stroming te starten of te stoppen.

DP029

Stabilisatietijd SWW

Parameter voor de tijd starttoerental voor de pomp. Tijdens deze tijd draait de pomp op starttoerental.

DP030

Stab grad ged. SWW

Parameter voor de maximum gradiënt voor SWW-pompmodulatie. Wanneer de gradiënt groter is dan deze waarde, wordt de pomp ingesteld op starttoerental.

DP031

Stop boost SWW

Parameter voor de gewenste waarde tijdelijk extra vermogen voor de productie van SWW. Het extra vermogen stopt zodra de SWW-temperatuur de gewenste waarde min deze parameterwaarde bereikt.

DP032

Start boost SWW

Parameter voor de berekeningswaarde (P) om het vermogen te verhogen na SWW combi start. Door deze waarde te verhogen, wordt het systeem sneller.

DP033

Voorber. boost SWW

Parameter voor een berekeningswaarde om het vermogen van SWW naar gelang het debiet te verhogen of verlagen.

DP034

Offset SWW-sensor

Waarde die aan de gewenste temperatuur voor de SWW-tank wordt toegevoegd. Het apparaat stopt met de tank te verwarmen wanneer de totale temperatuur is bereikt.

DP035

Start pomp SWWboiler

Aantal pompstarts voor sanitair warm water

DP036

Nadr tijd SWW pomp

DP037

Min. rpm. SWW pomp

Parameter voor het minimum pomptoerental voor SWW.

DP038

Max. rpm. SWW pomp

Parameter voor het maximum pomptoerental voor SWW.

DP039

Startsnelh SWW-pomp

Parameter voor het begintoerental pomp voor SWW.

DP040

SWW belastingstype

0 = Combi : Combi.

1 = Solo : Solo.

2 = Gelaagde cilinder : Gelaagde cilinder.

3 = Proces warmte : Proceswarmte.

4 = Extern : Uitwendig.

DP041

P factor combi reg

Parameter voor de berekeningswaarde P voor de combi SWW-productie. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Door deze waarde te verhogen, wordt het systeem sneller.

DP042

I factor combi reg

Parameter voor de berekeningswaarde I voor de combi SWW-productie. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

DP043

I factr pompmod comb

Parameter voor de berekeningswaarde I voor pompmodulatie in de combi modus. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

DP046

Tmax SWW

Parameter voor de maximum temperatuur SWW.

DP055

SWW-antic.-id aanw.

Parameter om de TAS-functie op de SWW-tank in (1) of uit (0) te schakelen. Inschakelen als de tank met deze anode is uitgerust.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

DP056

P factor proceswrmt

Parameter voor de berekeningswaarde (P) voor regeling van de proceswarmte in CV-bedrijf. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Door deze waarde te verhogen, wordt het systeem sneller, maar kan het ook minder stabiel worden.

DP058

Min tot energieverbr

Parameter voor een berekeningswaarde. Deze waarde wordt gebruikt voor de berekening van het minimum opgenomen vermogen door het apparaat bij het voor SWW laagst mogelijke vermogen. De andere waarde voor de berekening is DP059.

DP059

Max tot energieverbr

Parameter voor een berekeningswaarde. Deze waarde wordt gebruikt voor de berekening van het maximum opgenomen vermogen door het apparaat bij het voor SWW hoogst mogelijke vermogen. De andere waarde voor de berekening is DP058.

DP060

SWW tijdprog gekozen

Selecteer en activeer het verwarmings- of koelprogramma voor sanitair warm water.

0 = Klokprogramma 1 : Klokprogramma 1.

1 = Klokprogramma 2 : Klokprogramma 2.

2 = Klokprogramma 3 : Klokprogramma 3.

3 = Koeling : Koeling.

DP070

Comfort setpunt SWW

Gewenste temperatuur van het sanitair warm water voor comfortmodus.

DP080

ECO setpnt SWW

Gewenste temperatuur van sanitair warm water voor gereduceerde modus.

DP090

VertrStartBack-upSWW

DP100

VertragStopReservSWW

DP110

VertrgBack-uptrapSWW

DP120

Hysterese sww

DP130

Offset gen. voor SWW

DP140

Type lading SWW

Type apparaat voor productie van sanitair warm water.

0 = Combi : Combi.

1 = Solo : Solo.

2 = Gelaagde cilinder : Gelaagde cilinder.

3 = Proces warmte : Proceswarmte.

4 = Extern : Uitwendig.

DP150

SWW thermostaat

Activeer (1) of deactiveer (0) een aan/uit-contact om de sanitair-warmwaterboiler te laden in plaats van een sensor te gebruiken.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

DP160

Setpunt Antileg SWW

Gewenste sanitair warmwatertemperatuur voor het anti-legionellaprogramma.

DP170

Starttijd vakantie

Startdatum van de vakantieperiode voor SWW.

DP180

Eindtijd vakantie

Einddatum van de vakantieperiode voor SWW.

DP190

Eindtijd tijd.aanp.

Parameter voor de eindtijd voor tijdelijke comfortmodus. De groep produceert tot dan SWW. Hierna schakelt de groep terug naar de modus van voor de tijdelijke modus.

DP200

SWW modus

Bedrijfsmodus voor sanitair-warmwatercircuit.

0 = Schema : Volgens het geselecteerde verwarmingsprogramma.

1 = Handmatig : Handmatige regeling.

2 = Uit : Vorstbescherming van de verwarming en/of sanitair warm waterzone.

3 = Tijdelijk : Korte temperatuursverandering.

DP210

TolComp sww uit temp

Parameter voor een berekeningswaarde. Deze waarde wordt gebruikt voor de berekening van een bandbreedte, waarbij geen rekening wordt gehouden met de waarde van de SWW-uitgangssensor voor de berekening van het gewenste vermogen.

DP211

I factor proceswrmte

Parameter voor de berekeningswaarde I voor regeling van de proceswarmte in CV-bedrijf. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

DP213

Nadraaitijd SWW pomp

DP333

Regband proceswarmte

Parameter voor de regelbandbreedte voor regeling van de proceswarmte in CV-bedrijf. De regelband is een temperatuurbereik waarbinnen de modus niet verandert.

DP335

Grad Max Level1 Tank

Parameter to set the maximum temperature gradient for the domestic hot water tank load power. When the gradient is above this value, the domestic hot water tank load power will be reduced.

DP337

SWW-vakantiesetpunt

Gewenste sanitair-warmwatertemperatuur tijdens vakantie of vorstbeveiligdperiode.

DP347

Combi sww-modus

Parameter voor de mogelijke instellingen voor Eco-modus voor SWW wanneer MK1 met combi is aangesloten.

0 = Uit : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt in een vooringestelde waarde opgeslagen.

1 = Aan : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt niet in een vooringestelde waarde opgeslagen.

2 = volgt OT-thermostaat : De sanitair-warmwatertemperatuur wordt bepaald door de aangesloten OpenTherm regelaar.

DP357

Max douchetijd

Parameter voor de douchetijd. Na verloop van de douchetijd voert het primaire SWW-systeem een vooringestelde actie uit.

DP367

Actie douche te lang

Actie door het primaire SWW-systeem wanneer de douchetijd is verstreken.

0 = Uit : Er wordt geen waarschuwing weergegeven.

1 = Waarschuwing : Er wordt een waarschuwing weergegeven.

2 = Verlaag setpunt : Het sanitair warm water wordt bereid in de gereduceerde modus.

DP377

SWW Temp na douche

Gewenste SWW-temperatuur voor nachtbedrijf.

EP014

0-10V ingang

Configuratie van ingang 0-10 volt. Stel hem in om aanvoertemperatuur of uitgangsvermogen van apparaat te regelen.

0 = Uit : 0-10 volt-ingang wordt niet gebruikt.

1 = Temperatuur : 0-10 volt-ingang wordt geconverteerd naar een gewenste aanvoertemperatuur.

2 = Vermogen : 0-10 volt-ingang wordt geconverteerd naar een gewenste vermogensuitgifte.

EP018

Status relaisfunctie

Configure the function of the status contacts.

0 = Geen actie : Het statuscontact (C-Nc) doet niets.

1 = Alarm : Het statuscontact (C-No) sluit als er een storing is.

2 = Alarm geïnverteerd : Het statuscontact (C-No) is gesloten als er geen storing is.

3 = Generator aan : Het statuscontact (C-No) sluit als het apparaat in werking is.

4 = Generator uit : Het statuscontact (C-No) is gesloten als het apparaat niet in werking is.

5 = Gereserveerd : Deze optie is niet beschikbaar.

6 = Gereserveerd : Deze optie is niet beschikbaar.

7 = Onderhoudsverzoek : Het statuscontact (C-No) sluit als er service wordt gevraagd.

8 = Generator op CV : Het statuscontact (C-No) sluit als het apparaat actief is voor de modus centrale verwarming.

9 = Generator op SWW : Het statuscontact (C-No) sluit als het apparaat actief is voor de modus sanitair warm water.

10 = CV pomp aan : Het statuscontact (C-No) sluit als de systeempomp loopt.

11 = Vergr. of blokkering : Het statuscontact (C-No) sluit als er een vergrendeling of blokkering actief is.

12 = Koeling : Het statuscontact (C-No) sluit als het apparaat voor koeling actief is.

EP028

Functie 10V-PBM

Parameter to select the 0-10 Volt output function.

0 = 0-10 Volts 1 (Wilo) : The appliance will use preset settings to control Wilo IF module Stratos pumps. The pump will be controlled in the range 3 up to 10 volts. Below 1 volt the pomp will stop. Between 2 and 3 volt, the pump will operate at minimum speed. The maximum speed is at 10 volts.

1 = 0-10V 2 (Gr. GENI) : The appliance will use preset settings to control Grundfoss GENI pumps. The pump will be controlled in the range 0.5 up to 10 volts. Below 0.5 volt the pomp will stop. Between 0.5 and 9 volt, the pump will be modulated. The maximum speed is at 10 volts.

2 = PWM signaal (Solar) : The appliance will use preset settings to control Grundfoss UPMXL Solar pumps.At low PWM signal [%] (duty cycles), a switch delay prevents the pump from starting and stopping if the input signal fluctuates around the shifting point. Without PWM signal, the pump will stop for safety reasons. If a signal is missing, for example due to cable breakage, the pump will stop to avoid overheating of the solar thermal system. The output voltage will be linear to the input.

3 = 0-10V 1 beperkt : The appliance will use preset settings the same as for setting (2), with one difference: the lowest PWM signal must be 30% to start the pump at 3 volts.

4 = 0-10V 2 beperkt : The appliance will use preset settings the same as for setting (2), with one difference: the lowest PWM signal must be 30% to start the pump at 0.5 volts.

5 = PWM-signaal beperkt : The appliance will use preset settings the same as for setting (2), with one difference: the lowest PWM signal must be 30% to start the pump at 0.5 volts.

6 = PWM-signaal (UPMXL) : The appliance will use preset settings to control Grundfoss UPMXL Heating pumps. At high PWM signal percentages (duty cycles), a switch delay prevents the pump from starting and stopping if the input signal fluctuates around the shifting point. At low PWM signal percentages, the pump speed is high for safety reasons. In case of a cable breakage in a gas boiler system, the pumps will continue to operate at maximum speed to transfer heat from the primary heat exchanger. This is also suitable for heating pumps to ensure that the pumps transfer heat in case of a cable breakage.

EP029

Bron 10V-PBM

Parameter to select the 0-10 V pulse width (PWM) output function.

0 = Ketel PWM : The pulse width (PWM) signal (%) is equal to the PWM signal of the appliance.

1 = Gevraagd vermogen : The pulse width (PWM) signal (%) is equal to the requested power from the appliance.

2 = Effectief vermogen : The pulse width (PWM) signal (%) is equal to the actual power from the appliance.

GP000

Tr. Correctie

Parameter to enable (1) or disable (0) compensation for return temperature measurement for correction of the position from the return temperature sensor.

GP001

Max. T grad Level1

Parameter voor de maximum temperatuurgradiënt warmtewisselaar voordat de vermogensafgifte wordt verlaagd.

GP002

Max. T grad Level2

Parameter voor de maximum temperatuurgradiënt warmtewisselaar voordat de vermogensafgifte op laaglast wordt ingesteld.

GP003

Max T grad ww niv 3

Parameter voor de maximum temperatuurgradiënt warmtewisselaar voordat het toestel in de blokkeringsmodus wordt geschakeld.

GP004

I factor ventilator

Parameter voor de berekeningswaarde I voor het ventilatortoerental. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

GP005

P factor ventilator

Parameter voor de berekeningswaarde P voor het ventilatortoerental. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar. Door deze waarde te verhogen, wordt het systeem sneller, maar kan het ook minder stabiel worden.

GP006

Vent.pulsen per omw.

Parameter voor het Hall-sensorsignaal (pulsen per omwenteling) dat vereist is voor de geselecteerde ventilator in het toestel.

GP007

Max. toeren. vent CV

Maximum ventilatortoerental voor centrale verwarming

GP008

Min. toeren. vent.

Minimum ventilatortoerental voor centrale verwarming en sanitair warm water.

GP009

Starttoerental

Ventilatortoerental bij het starten van het apparaat.

GP010

GPS controle aan/uit

Het gebruik van een externe gasdrukschakelaar activeren. Door deze functie in te schakelen (Ja), controleert de drukschakelaar bij elke start de gasdruk. Wanneer de gasdruk te laag is, start het apparaat niet. Deze optie kan alleen worden gebruikt als er op de standaard of optionele printplaat een aansluiting van een gasdrukschakelaar is.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

GP011

kW 10000 tpm

Sets the heat load at 10000 rotations per minute.

GP012

Vermogen min. Corr.

Parameter to set a calculation value. This value is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in the heat exchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors: - actual heat load factor - return temperature correction factor - delta T correction factor .

GP016

Naventilatietijd

Parameter voor de draaitijd van de ventilator na het stoppen van de brander.

GP017

Max. vermogen in kW

Maximum vermogensafgifte van het apparaat. Het apparaat kan dit vermogen produceren wanneer de parameters op de absolute maximumwaarden zijn ingesteld.

GP019

Voorventilatietijd

Parameter voor de draaitijd van de ventilator voor de brander start.

GP020

Tpm bij 0 kW

Sets the rotations per minute at zero heat load.

GP021

Terugmoduleren dT>

Maximum temperatuurverschil tussen in- en uitlaat van de warmtewisselaar. Wanneer deze drempelwaarde is bereikt, gaat het apparaat terug moduleren om de warmtewisselaar te beschermen tegen te grote temperatuurverschillen.

GP022

Tau factor Taanv

Parameter voor een interne berekeningswaarde. Een hogere waarde vermindert het effect van een stijgende aanvoertemperatuur op de gemiddelde systeemtemperatuur.

GP023

Max.Tww blokkering

Parameter voor de maximum temperatuur warmtewisselaar voordat het apparaat in de blokkeringsmodus wordt geschakeld.

GP024

VPS controle activ.

Parameter om het klepcontrolesysteem in (1) of uit (0) te schakelen. Inschakelen als het apparaat hiermee is uitgerust.

0 = Nee : Nr.

1 = Ja : Ja.

GP025

Voorontstekingstijd

Sets the pre-ignition time.

GP030

Trookgas max.

Parameter voor de maximum rookgastemperatuur voordat het apparaat in de blokkeringsmodus wordt geschakeld.

GP031

Max dT (Ta-Tr) blokk

Parameter voor het maximum verschil tussen aanvoertemperatuur (Tf) en retourtemperatuur (Tr) voordat het apparaat in de blokkeringsmodus wordt geschakeld.

GP042

Max. tpm ventilator

GP044

Trookgas max. Plim.

Parameter voor de rookgastemperatuur voordat het apparaat met beperkt vermogen begint te werken.

GP048

Ventil. PBM min.

Sets the minimum pulse width modulation level for the fan controller.

GP049

Voorspoel-tt vent.

Parameter voor het voorspoeltoerental ventilator.

GP050

Min vermogen verbr

Minimum vermogensafgifte van het toestel. Deze waarde wordt gebruikt om het vermogen te berekenen en kan worden aangepast om de berekening te corrigeren.

GP051

Vermogen max. Corr.

Parameter to set a calculation value. This calculated power value is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in the heat exchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors: - actual heat load factor - return temperature correction factor - delta T correction factor.

GP052

Corr. bij min. dT

Parameter to set a calculation value. This correction factor on the minimum difference between flow temperature and return temperature is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in the heat exchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors: - actual heat load factor - return temperature correction factor - delta T correction factor.

GP053

Corr. bij min. T.

Parameter to set a calculation value. This correction factor on the minimum return temperature is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in the heat exchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors: - actual heat load factor - return temperature correction factor - delta T correction factor.

GP054

Corr.max. Tretour

Parameter to set a calculation value. This correction factor on the maximum return temperature is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in the heat exchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors: - actual heat load factor - return temperature correction factor - delta T correction factor.

GP055

Max. dT

Parameter to set a calculation value to optimize the allowed delta between flow temperature and return temperature over the total power range. The maximum delta between flow and return can be used without stressing the heat exchanger. The additional modulation is based on the actual power. The parameters define the allowed delta on the boundaries of the power parHePowerMin (GP050) and parHePowerMax (GP017). Three areas in the power range can be defined. Maximum load where parHeTDiffModulating (GP021) is used.

GP056

Grad. 1 verm.reduct

Parameter to set a calculation value. This value is used to reduce the power if the flow temperature rises faster than a preset value (°C/sec). The amount of reduction is controlled by this parameter.

GP057

Tau warmtewisselaar

Parameter to set a time constant used to calculate an average flow temperature. Used to improve the low flow behaviour of an appliance. Increase this value to decrease the number of switches made by boiler. But this can result in an higher over shoot of the desired temperature.

GP058

Max.dT 2eTr-Ta

Parameter to set the maximum difference (delta) between the second return temperature and flow temperature, once the second return sensor has been enabled.

GP059

Max.dT min. vermog

Parameter to optimize the allowed delta between flow and return over the total power range.The maximum delta between flow and return can be used without stressing the heat exchanger. The additional modulation is based on the actual power. The parameters define the allowed delta on the boundaries of the power parHePowerMin (GP050) and parHePowerMax (GP017). Three areas in the power range can be defined. Delta T is linear calculated between this parameter and parHeTdiffModulating (GP021).

GP060

Max.dT max. vermog

Parameter to optimize the allowed delta between flow and return over the total power range. The maximum delta between flow and return can be used without stressing the heat exchanger. The additional modulation is based on the actual power. The parameters define the allowed delta on the boundaries of the power parHePowerMin (GP050) and parHePowerMax (GP017). Three areas in the power range can be defined. Delta T is linear calculated between this parameter and parHeTdiffModulating (GP021).

GP061

Min. dT

Parameter to optimize the allowed delta between flow and return over the total power range. The maximum delta between flow and return can be used without stressing the heat exchanger. The additional modulation is based on the actual power. The parameters define the allowed delta on the boundaries of the power parHePowerMin (GP050) and parHePowerMax (GP017). Three areas in the power range can be defined.

GP062

Corr. bij max. dT

Parameter to set a calculation value. This value is used to compensate for heat exchange area between water entry point and water measurement point in heatexchanger. The real temperature at the hydraulic entry point is calculated based on three factors. - Actual Heat load factor, - Return temperature correction factor - dTCorrectionfactor.

GP065

Min. vlamstroom

Parameter om de minimale ionisatiestroom in te stellen voordat er een verbrandingswaarschuwing verschijnt.

GP069

Reduced delta T

Parameter to set the maximum delta T with the highest possible flow temperature through the heat exchanger.

GP070

Max Tflow on high dT

Parameter to set the highest possible flow temperature through the heat exchanger at the highest possible delta T setting (reduced flow temperature).

GP071

dT slope endpoint

Parameter to set the highest possible delta T at the reduced flow temperature setting.

GP077

GradReglr P CV

Parameter voor de berekeningswaarde P voor de gradiëntregeling van de centrale verwarming. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar om de aanvoertemperatuur en het verwarmingsvermogen te regelen. Door deze waarde te verhogen, wordt het systeem sneller, maar kan het ook minder stabiel worden.

GP078

GradReglr I CV

Parameter voor de berekeningswaarde I voor de gradiëntregeling van de centrale verwarming. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar om de aanvoertemperatuur en het verwarmingsvermogen te regelen. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

GP079

GradReglr A CV

Parameter voor de berekeningswaarde D voor de gradiëntregeling van de centrale verwarming. Deze waarde wordt gebruikt door de PID-regelaar om de aanvoertemperatuur en het verwarmingsvermogen te regelen. Wanneer de P- en I-waarden zijn ingesteld, wordt de D-waarde verhoogd tot het systeem snel genoeg het setpunt bereikt en stabiel is.

GP080

SetptGradNrTmpRegl

Parameter voor de gewenste waarde om van gradiëntregeling naar temperatuurregeling om te schakelen. Onder deze waarde schakelt de regeling van de centrale verwarming van gradiëntregeling naar temperatuurregeling.

GP081

SetptTempWarmtwislr

Parameter voor de gewenste temperatuurgradiënt warmtewisselaar.

GP082

SVM voorrang tov SWW

Parameter om de productie van SWW in (1) of uit (0) te schakelen wanneer er een SWW vraag wordt gedetecteerd tijdens schoorsteenvegermodus.

0 = Uit : Uit.

1 = Aan : Onl.

PP002

I factor CV omlaag

PP003

I factor CV pomp

Parameter voor een berekeningswaarde. Deze berekeningswaarde I wordt gebruikt om het pomptoerental te berekenen en het temperatuurverschil over de warmtewisselaar te regelen. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

PP004

I factor CV omhoog

Parameter voor een berekeningswaarde. Deze berekeningswaarde I wordt gebruikt om de temperatuur van de centrale verwarming te berekenen wanneer de aanvoertemperatuur onder de gewenste temperatuur ligt. Wanneer de P-waarde is ingesteld, kunnen de systeemschommelingen worden verminderd door de I-waarde te verhogen.

PP006

Max Taanv. CV

Parameter to set the maximum desired flow temperature for the central heating system.

PP007

Min anticyclustijd

Parameter voor de minimale antipendeltijd na het stoppen van de brander.

PP012

Stabilisatietijd

Parameter voor de tijd waarin het apparaat onder deellast zal draaien na het starten van de brander. Dit wordt gebruikt om het CV-systeem te stabiliseren.

PP013

P factor CV omlaag

PP014

dT reductie CV pomp

Reductie van het temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourtemperatuur om te voorkomen dat het apparaat gecontroleerd wordt gestopt. Een hoge waarde verlaagt de aanvoertemperatuur door de pomp sneller te laten draaien.

PP015

Nadraaitijd CV pomp

Nadraaitijd (in minuten) voor de systeempomp nadat de warmtevraag is beëindigd. U kunt deze parameter gebruiken als de pomp is aangesloten op de regeleenheid van het apparaat.

PP016

Max. rpm CV pomp

Maximum toerental van de systeempomp.

PP017

%Rpm CVpomp laaglast

Maximum pomptoerental bij minimale belasting van het apparaat. Het maximum pomptoerental gaat omhoog als de belasting verhoogt.

PP018

Min. rpm CV pomp

Minimum toerental van de systeempomp.

PP019

P factor CV omhoog

Deze berekeningswaarde P wordt gebruikt om de temperatuur van de centrale verwarming te berekenen wanneer de aanvoertemperatuur onder de temperatuur van het setpunt ligt. Door deze waarde te verhogen, gaat de reactietijd van het systeem omhoog, maar kan het systeem minder stabiel worden.

PP023

CV hysterese

Verhoging van de temperatuur om de inschakeltemperatuur voor centrale verwarming te definiëren. Deze waarde wordt afgetrokken van de gewenste temperatuur voor centrale verwarming. Deze gewenste temperatuur wordt met een vaste waarde (5°C) verhoogd, zodat de waarde van deze parameter groter dan 5 moet zijn. Met een hoge waarde start het apparaat minder frequent.

PP040

D-actie voor PID

Deze berekeningswaarde D wordt door de PID-regelaar gebruikt voor de regeling van de temperatuur van de centrale verwarming. Wanneer P en I zijn ingesteld, wordt D verhoogd tot de reactietijd om het setpunt te bereiken aanvaardbaar en stabiel is.