Er zijn twee methodes om de warmtevraag te bepalen, afhankelijk van het aantal sensoren. Het gedrag van de warmtevraag kan worden gewijzigd door middel van de parameters BP014 en BP019.
Bij buffervaten met één sensor begint de warmtevraag wanneer de sensor een temperatuur onder de starthysterese meet. De warmtevraag stopt wanneer de richtwaarde is bereikt.
Figuur 1. Grafiek warmtevraag met één sensor
- 1
- Buffervattemperatuur
- 2
- Richttemperatuur
- 3
- Starthysterese, ingesteld met BP014
- A
- Warmtevraag
Bij buffervaten met twee sensoren begint de warmtevraag wanneer de bovenste sensor een temperatuur onder de starthysterese meet. De warmtevraag stopt wanneer de onderste sensor een temperatuur boven de stophysterese meet.
Figuur 2. Grafiek warmtevraag met twee sensoren
- 1
- Buffervattemperatuur gemeten door bovenste sensor
- 2
- Buffervattemperatuur gemeten door onderste sensor
- 3
- Stophysterese, ingesteld met BP019
- 4
- Richttemperatuur
- 5
- Starthysterese, ingesteld met BP014
- A
- Warmtevraag
Tabel 1. Instellingen parameter warmtevraag
Code
|
Displaytekst
|
Advies
|
BP014
|
Hysterese buffertank
|
De waarde van deze parameter wordt afgetrokken van de richtwaarde om de starttemperatuur van de warmtevraag te bepalen. Stel deze parameter in op het gewenste temperatuurverschil van de richtwaarde.
|
BP019
|
Hyst.Stop buffervat
|
De waarde van deze parameter wordt opgeteld bij de richtwaarde om de stoptemperatuur van de warmtevraag te bepalen. Stel deze parameter in op het gewenste temperatuurverschil van de richtwaarde.
|